Jan Loogman schrijft, onder andere verhalen voor het Geheugen van de binnenstad en columns voor Meander. Speciaal voor ‘De vele gezichten van eenzaamheid’ schreef hij een column over het thema Vriendschap en Eenzaamheid.
Geen talent voor vriendschap
In de zesde klas van de middelbare school lazen we met onze kleine klas tijdens de lessen Latijn een rood gekaft boekje dat nog altijd in mijn boekenkast staat. Het is een verhandeling van de Romeinse staatsman en filosoof Cicero over vriendschap. Wanneer ik het uit mijn kast trek, valt er een kladpapiertje uit. Ik raap het op en zie in mijn jongenshandschrift een vertaling van een stukje tekst. ‘De eerste wet van de vriendschap is deze,’ lees ik. Daarna verdwijnt mijn vertaling onder rode doorstrepingen en verbeteringen, het werk van mijnheer Loejber, onze leraar die het principe huldigde van ‘vertalen, niet vertellen.’ Hij wilde zinnen vertaald zien en vond het minder belangrijk of we iets begrepen van het geheel van de tekst. Wat Cicero’s visie op de vriendschap is, maakt het kladpapiertje dan ook niet duidelijk. In een moderne vertaling van de tekst zoek ik ‘de eerste richtlijn voor vriendschap’ op. ‘Laten we altijd klaarstaan,’ zegt Cicero, ‘en niet aarzelen, maar vrijmoedig advies durven geven. In vriendschap moet de invloed van vrienden die goede raad geven het zwaarste wegen.’ Aha, vrienden nemen geen blad voor de mond, maar zeggen je waar het op staat. Als je je afvraagt of je goed bezig bent, kun je het oordeel van je vrienden vragen.
Dat is mooi, maar wat als je geen vrienden hebt? Zelf ontwikkelde ik in de hoogste klas van de middelbare school na eerdere eenzame jaren onverwacht toch nog een vriendschap. Op zaterdagavonden bezochten Wim en ik voortaan samen het Leidseplein. En ook al kozen we daarna verschillende vervolgstudies, we bleven vrienden. Aan onze vriendschap kwam een einde toen Wim het aanlegde met een vrouw die twee teckels had. Misschien waren niet de teckels de echte oorzaak van het voorbijgaan van onze vriendschap, maar onze uiteenlopende ambities. Of wie weet, was ik toch niet geschikt voor vriendschap. Als het bij de eerste regels van de vriendschap hoort om elkaar vrijmoedig advies te geven, zal dat inderdaad zo zijn. Ik ben nogal gereserveerd en stel het op prijs als anderen dat ook zijn. Toen ik veel later in mijn leven toch nog een vriendschap ontwikkelde, was dat met een man die net als ik terughoudend was in het geven van zijn oordeel en advies. We deden er jaren over, maar ontwikkelden toch samen onze ‘zone zonder gevaar’ zoals filosoof Wil Derkse vriendschap heeft omschreven. Binnen die zone konden we elkaar tenslotte erg veel zeggen. Helaas is mijn vriend gestorven en nu ga ik al weer een aantal jaren zonder vrienden door het leven.
Dat maakt dat ik bedacht moet zijn op het gevaar van eenzaamheid. Ook al ben ik getrouwd en heb ik fijne kinderen, kinderen gaan hun eigen weg en mijn vrouw heeft haar eigen bezigheden. Wat kan ik doen, nu ik na mijn pensioen geen vaste collega’s meer heb, om niet te vereenzamen? Moet ik alsnog vrienden maken en kan ik dat wel, met mijn gebrek aan talent daarvoor?
Maak vrienden en voorkom zo eenzaamheid, gemakkelijker gezegd dan gedaan. Is eenzaamheid iets dat vermeden moet worden, als dat al kan? In oudere teksten wordt eenzaamheid geregeld positief gewaardeerd. ‘Het doel van de eenzaamheid is naar mijn mening altijd hetzelfde: om hierdoor vrijer en blijmoediger te leven,’ schrijft Montaigne in 1580. Vrij van sociale druk is het goed leven, is de boodschap en ik neem deze graag ter harte. Toch zijn er dagen dat ik behoefte heb aan sociaal contact en dan dreigt mijn tekort aan vrienden zich te wreken. Door ervaring wijs geworden stap ik op zulke dagen naar buiten en maak een praatje met de buurman. Als hij afwezig is, loop ik door de stad en stap een winkel binnen. Ik maak een praatje met de verkoopster. Ik kom erachter dat de winkelmevrouw van bakker Mens dol is op het desembrood dat zij verkoopt. Een kleinigheid die me even optilt uit mezelf. Zou ik dit brood ook zo waarderen? Ik loop naar de boekwinkel en pak een boek op. Aan de verkoper vraag ik of hij het boek kent. Ik vraag niet alleen, ik probeer ook te luisteren naar zijn antwoord en hem echt te begrijpen. Even later bots ik op straat bijna op een passant, ik doe een stap terug en maak glimlachend excuus. Soms leidt mijn wandeling door de stad tot iets meer. Dan tref ik ergens een briefje waarin mensen gevraagd worden mee te doen aan een activiteit en meld ik me aan. Kortom, ik zoek sociaal contact en zorg voor een glimlach, op mijn eigen gezicht. ‘Je krijgt wat je geeft,’ is mijn overtuiging. Als je – zoals ik – het talent voor vriendschap mist of om andere reden geen vrienden hebt, is een zekere eenzaamheid onvermijdelijk en toch kun je het beste maken van de sociale contacten die voor jou mogelijk zijn.
Jan Loogman ©2021